“De Heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets.” (Psalm 23)

David
(koning van Juda en Israël,
± 1010 – 970 v.Chr.)

“Sanherib, grote koning, sterke koning, koning van Assyrië, koning zonder weerga, ware herder, uitverkorene der goden, bewaarder van de waarheid die rechtvaardigheid liefheeft – de altijd zorgzame, die de zwakken te hulp komt, die streeft naar goede daden…” [vert. DN[1]]

Sanherib
(koning van het Neo-Assyrische rijk
704 – 681 v. Chr.)

“Ik ben de goede herder.
Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen.”
(Johannes 10)

Jezus van Nazaret
(± 28 na Chr.)

 “Het is eigen aan een goede herder schapen te scheren, niet ze te villen.” [vert. DN][2]

Tiberius
(opvolger van Augustus, ‘keizer’
van het Romeinse rijk 14 – 37 na Chr.)

Hele volksstammen Christenen zijn groot geworden met een boek dat je intussen wel een ‘klassieker’ mag noemen: ‘Hoe een herder Psalm 23 ziet’ van Phillip Keller. Het verscheen voor het eerst in 1970 en intussen zijn er ‘over 2 million copies sold’…

Nou ga ik over dat boek verder niks zeggen.

Maar wel over dat onder Christenen universele beeld van God (respectievelijk Jezus) als – goede – herder.

Dat is een beeld, ja.

Een sprekend beeld, maar toch.

En één van de eerste waarschuwingen die ik ooit in Kampen meekreeg, was dat je met (Bijbelse) beelden altijd erg voorzichtig moet zijn.
Valkuil nummer 1 daarbij is dat je teveel – en vaak teveel van jezelf – in zo’n beeld wilt stoppen.
Voor een vrome luisteraar kan zo’n uitleg erg diepgaand en stichtelijk ogen, terwijl je feitelijk een vrachtwagen aan een kapstok ophangt: daarvoor is de kapstok niet bedoeld en ook te licht …

Dat gebeurt vaker met de Bijbel. De lezers van het ND zullen weten hoe Adrian Verbree kortgeleden de tongen en pennen losmaakte met zijn ‘De dikke duim van de spreker’…

Beelden – en zo ook gelijkenissen – hebben namelijk maar een beperkte bandbreedte. En de kunst is niet er zo veel mogelijk uit te halen, maar te zoeken naar het punt van vergelijking dat de spreker/schrijver maken wil.

Zo zijn er in de loop der eeuwen boeken vol stichtelijke tekst volgepend over het spreekwoordelijke ‘mosterdzaadje’ uit Matteüs 13. Maar kom op… Jezus’ punt wat dat betreft is, dat uit iets heel kleins iets heel groots kan groeien – een zonnebloempit had hetzelfde gezegd!

Goed.
Tot zover de cursus hermeneutiek voor beginners 😉

Ramses II, farao van 1279-1213 (!) v. Chr., met in zijn rechterhand de herdersstaf
(en in zijn linker de dorsvlegel)
Als je dus vandaag de paus (of Sinterklaas) ziet met zo’n staf, dan is dat beeldtaal van millennia oud…

* * *

Nu naar die ‘herder’ zelf.

Als je de moeite hebt genomen de citaten bovenaan te lezen, voel je misschien al aan waar dit heen gaat…

De eerste waarneming: het beeld van de herder als diegene die waakt over je leven en welzijn, is niet exclusief bijbels.
Zelfs niet origineel bijbels – al lang vóór Sanherib en David noemden (o.a.) Assyrische koningen zichzelf ‘herder’[3].

Tweede waarneming: als beeld voor koningen, keizers en gouverneurs is de herder in de oudheid ook universeel – nou ja, in elk geval in de wereld van het Nabije Oosten en Europa. Typische propagandataal vaak, maar toch…

En als dat zo is, vraag ik me af of de gelovigen uit Davids en Jezus’ tijd wel allereerst aan een ‘echte’ herder dachten als dit beeld werd gebruikt…

‘De Heer is mijn herder’ – als David dat zegt, betekent dat ook dat hij zichzelf die pretentie niet aanmeet waar buitenlandse collega’s dat wel deden.

En als later Jesaja de Heer als herder presenteert, dan heeft dat ‘zachte’ beeld ongetwijfeld mee als achtergrond de spijkerharde hand van de koning-herders van Assyrië en Babel…[4]

Kortom: als de God van Israël de titel ‘herder’ draagt/krijgt, dan zit daar ook een koninklijke pretentie in. Dan stelt Hij zichzelf naast – effectief boven – de zelfbenoemde koning-herders van de wereldmachten.

Nog een stap verder: als Jezus later zichzelf de ‘goede herder’ noemt, dan klinkt daar ook in mee dat dat dus niet Tiberius in Rome is. Die mag keizer zijn en recht hebben op wat ‘des keizers is’, maar de ‘goede herder’ is hij niet!

Geen wonder dan ook dat op dat punt later de controverse tussen heidenen en Christenen zich zal toespitsen: de status en statuur van keizer en staat.
Rome (en in dat voetspoor elke moderne autocratische staat en dictatuur – links of rechts): de keizer/leider verdient goddelijke eer en de staat een standbeeld.
Christenen: nee, die eer en dat vertrouwen verdient alleen de enige goede herder, Jezus Christus.

Een uitgangspunt dat we vandaag de dag wel weer mogen afstoffen…

* * *

Nog één keer terug naar het beeld van de herder.

Oké: misschien dat deze associatie (herder/koning) niet de eerste was die bij de Israëliet en Jood van ooit opkwam.
Anderzijds is het een gegeven dat die symboliek een vast onderdeel was van de beeldtaal van toen en daar.

Trouwens – als je dat één keer paraat hebt, dan wordt opeens de rare beeldverschuiving in Psalm 23 logisch.
Zo sjok je achter de herder aan door de grazige weiden – en een moment later ga je aanzitten aan … het banket!
Als de herder feitelijk God als koning is – ja, dan ligt zo’n gedachtesprong zelfs voor de hand!

Goed…
Voor de duidelijkheid: het is niet m’n bedoeling iedere Christen te beroven van het dierbare ‘in zijn arm de lammeren’ (Jesaja 40).

Maar laten we tegelijk beseffen dat het ‘lieve’ beeld van God als herder ook – zeg maar – een strenge kant heeft.
Namelijk: als je God of Jezus als de goede herder ziet, dan accepteer je Hem daarmee ook als de enige echte autoriteit in je leven.
Een herder volg je en gehoorzaam je – anders raak je Hem kwijt…


[1] Van de engelse weergave in: Grayson, A. Kirk & Jamie Novotny. 2014. The Royal Inscriptions of Sennacherib, King of Assyria (704–681 BC), Part 2. Winona Lake IN: Eisenbrauns. (RINAP III, 2) p. 293: “Sennacherib, great king, strong king, king of Assyria, unrivalled king, true shepherd, favorite of the great gods, guardian of truth who loves justice, renders assistance, goes to the aid of the weak, (and)  strives after good deeds…”

[2] “boni pastoris esse tondere pecus, non deglubere”: Suetonius, Tiberius 32

[3] Voor wie graag bronnen wil: o.a. Salmanasser I (1273 – 1244 v. Chr.) – zie: Grayson, A. Kirk. 1987. Assyrian rulers of the third and second millennia BC (to 1115 BC). Toronto: University of Toronto Press. (RIMA I) p. 182, 184.

[4] Vergelijk ook Jeremia 50:43-44: als God afrekent met Babel, kan de koning daar Hem echt niet tegenhouden, al is-ie honderd keer ‘herder’.

  1. Foktje van Roon-Noorman

    Een psalm met herinnering.
    Cor is tijdens het voorlezen van deze psalm gestorven,

    Jouw overdenking vind ik best ingewikkeld, maar het eind geeft een blij en sterk gevoel.

    Bedankt,

Laat een reactie achter bij Foktje van Roon-Noorman Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *